dinsdag 30 maart 2010

‘Cynisme is voor losers’: interview met Jef Lambrecht (61) over wat journalistiek zou moeten zijn

'Natuurlijk ben ik kwaad. De ruimte die wordt ingenomen door trivialiteiten, gaat ten koste van de berichten die er wél toe doen. Nieuws dat de mensen aangaat, dat invloed heeft op hun portemonnee en dat hun toekomst bepaalt: gaat het eigenlijk niet dáárover?' Jef Lambrecht (61) verliet drie maanden geleden zijn vaste stek bij de VRT na een carrière van 32 jaar als radioverslaggever. 'De focus in de media is verschoven van inhoud naar vorm, met vervlakking tot gevolg.'

"Ik verlaat deze witgekalkte gangen voorgoed." Zo kondigde Jef Lambrecht (61) het einde van zijn carrière als radioverslaggever aan in het praatprogramma 'Phara'. Wij ontmoeten hem in zijn huis in Borgerhout om er te praten over het vak en zijn carrière en het blijft onwerkelijk om iemand te zién praten die jarenlang vertrouwd door de radio galmde. For old times sake: "Dit is Jef Lambrecht. Vanuit Borgerhout. Over Journalistiek."

Mist u de radio?

"Nee. Ik heb het meer dan dertig jaar gedaan met veel plezier en enthousiasme, maar ik vond ook dat ik te weinig tijd had voor andere dingen. Ik ben nu een tentoonstelling aan het maken, ik ben met een kunstenaar naar de Filippijnen geweest, ik heb op de planken gestaan in Parijs en Toulouse met theatergroep 'Stan'… er is veel te doen."

Uw carrière als radioverslaggever begon in 1977 toen u deelnam aan het beruchte journalisten-examen van de toenmalige BRT.

"Journalist worden was eigenlijk een jeugddroom, al van toen ik nog in de middelbare school zat, maar na mijn studies (Politieke en Sociale Wetenschappen en Culturele Antropologie, red) was ik die droom wat uit het oog verloren. Daarna heb ik allerlei jobs gedaan totdat het me tijd leek om iets met mijn diploma te gaan doen. Zo kwam journalistiek terug op de voorgrond.
De eerste tien, twaalf jaar heb ik mij voornamelijk met cultuur beziggehouden. Ik had daar belangstelling voor en niemand op de redactie was daarmee bezig. Het was braakliggend terrein."

Hoe kwam u dan bij de buitenlandberichtgeving terecht?

"Van meet af aan was ik geboeid door internationale politiek, maar meer concreet heeft de inval van Saddam Hoessein in Koeweit in 1990 een grote rol gespeeld. Ik was altijd al gefascineerd door Mesopotamië, het huidige Irak, en toen de golfoorlog uitbrak zag ik mijn kans om het land ook daadwerkelijk te bezoeken. Zo ben ik daar ingerold."

"Die regio heeft mij ook op artistiek vlak altijd aangesproken en die interesse is gebleven. Ik was ervan overtuigd – en ik geloof dat nog steeds – dat wereldvrede niet mogelijk was, zolang de problemen daar niet waren opgelost."

Tijdens die 32 jaar hebt u het metier zien veranderen. Wat zijn volgens u de belangrijkste evoluties geweest?

"Wereldwijd zijn er binnen de media twee grote evoluties geweest. Een eerste belangrijke evolutie is uiteraard de technologische ontwikkeling. Toen ik in 1991 de oorlog in Koeweit ging verslaan, bestonden er nog geen gsm's, geen satelliettelefoons en stond internet nog in zijn kinderschoenen. Het was helemaal anders werken in die tijd. Vandaag zijn dat allemaal evidenties, niet alleen binnen het vak maar binnen de hele samenleving. Die technologische veranderingen hebben zeker een positieve invloed gehad op de berichtgeving. Door de satelliettelefoon, en nu spreek ik als radiojournalist, is de geluidskwaliteit voor buitenlandcorrespondenties veel beter geworden. Maar er zijn ook schaduwkanten. Zo heeft het de focus doen verschuiven van de inhoud naar de vorm."

"Ten tweede zijn de media steeds meer geconcentreerd in grote persgroepen, waarvan de belangrijkste, 'News Corporation', onder leiding van de Australiër Rupert Murdoch. Hij heeft een heel belangrijke stempel gedrukt op de ontwikkelingen binnen de pers in de afgelopen jaren. Murdoch staat voor een verschuiving van verdieping en informatie naar entertainment en vervlakking."

Geen goede evolutie volgens u.

"De oorspronkelijke kerntaak van de pers is het verspreiden van kennis om zo de mondigheid van de burger te bevorderen. De pers moet het publiek informeren over wat het niet weet en wat het zou moeten weten. Dat is gezond voor de democratie. De evolutie naar vervlakking en entertainment zet die kerntaak op de helling en daarmee ook de hele democratie. Een bevolking die onwetend is, kan namelijk niet reageren en zo krijg je een situatie waarin de macht kan doen wat ze wil. Trivialisering werkt ook een verruwing in de hand en het is de vijand van subtiliteit en nuance. Je ziet hoe politici daar heel slim op inspelen en dat allemaal zonder tegenwind, omdat het in de journalistiek geleidelijk aan is verleerd om tegenwind te geven. Er is een geleidelijke teloorgang van het vak en ik ben absoluut niet optimistisch over de toekomst."

U hebt zich in het verleden al meermaals uitgesproken tegen de aanwezigheid van politici in spelprogramma's. Volgens Siegfried Bracke geven die programma's de kiezers net die extra informatie die ze nodig hebben.

"Wel mijn antwoord hierop is hetzelfde antwoord dat Mitterand (Franse president van 1981 tot 1995, red.) gaf toen hij werd geconfronteerd met zijn onechte dochter: Et alors? Waarmee hij wilde zeggen dat dit soort van informatie tot de privésfeer behoort. Het heeft volstrekt geen belang wat politici in hun vrije tijd doen. Een politicus moet beoordeeld worden op zijn politiek bedrijf, al de rest gaat het publiek niet aan. Of hij er maîtresses op nahoudt, of hij een goede huisvader is, of hij aan de fles is… wat dan ook. Alleen hun politieke prestaties zijn belangrijk, al de rest is onzin."

Is het publiek daar ook niet deels verant-woordelijk voor? Vraag het publiek niet om vervlakking en entertainment? Vraag het publiek niet om politici in spelprogramma's?

"Dat betwijfel ik. Er is natuurlijk een verband, namelijk: wat je niet aanbiedt, daar is geen vraag naar. Als er op een bepaald moment geen verdiepende informatie meer wordt aangeboden, dan zal de vraag ernaar opdrogen. Dat is een puur economische wet. Maar dat het publiek erom zou vragen, vind ik een hoogst betwistbare stelling. Ik geloof het niet."


 

Zinkend schip

Journalistiek was uw jeugddroom. Had u een missie?

"Mijn missie was de kernopdracht van de journalistiek, namelijk het publiek informeren. Wij zijn een doorgeefluik. Wij krijgen soms ingewikkelde boodschappen en moeten die vertalen in mensentaal. Journalisten moeten duidelijk maken waarom bepaalde boodschappen belangrijk zijn en moeten dit doen met een zo groot mogelijke integriteit, onpartijdigheid en communicatietalent."

"Jan Blokker, een monument in de Nederlandse journalistiek, schreef het boek 'Hinderlijk Volgen' en dat is wat wij moeten doen. Wij moeten in het belang van het publiek, de machthebbers 'hinderlijk volgen'. Hen op de vingers kijken en erover rapporteren, zelfs wanneer dat voor hen onaangenaam is. Dat is onze functie."

Als u nu naar uw carrière kijkt, waar ben u het meest trots op?

"Dat ik dat uitgangspunt trouw ben gebleven en dat ik het ben blijven verdedigen tot op het eind. Nog steeds trouwens."

En waarvan denkt u nu: dat had ik beter kunnen doen?

"Er zijn altijd dingen die je beter kan doen. Radio is een enorm vluchtig medium en het moet dus allemaal heel snel gaan. Dus flater je al eens of sla je de bal mis. Gelukkig kan je dat bij radio behoorlijk snel rechtzetten, maar je moet je werk altijd aan de nodige kritiek onderwerpen en voortdurend uit je fouten leren."

"Als er iets is waar ik in de voorbije dertig jaar beter ben in geworden, dan is het wel in het formuleren. Dat is slechts gedeeltelijk een aangeboren talent en het vergt een zekere oefening. In het begin waren mijn teksten zeker een pak slechter."

Toch zegt u dat journalistieke opleidingen nergens toe dienen en dat journalisten niet op school gemaakt worden.

"Journalisten moeten bovenal een brede bagage hebben. Enkel een goed bericht kunnen schrijven is niet genoeg. Daarom is ervaring essentieel. Je komt ook niet van de universiteit als een volleerd leraar, je wórdt een volleerd leraar door voor de klas te staan. Zo is dat met alles."

Maar krijgen journalisten in spe nog de kans om ervaring op te doen?

"Toen ik begon, moest iedereen een stage doorlopen van anderhalf jaar. Je kreeg de tijd om fouten te maken, om je talent te verkennen en om verschillende dingen te proberen. Pas na die stage bleek of je geschikt was voor de job en zo hoort het ook. Ik ben er absoluut een pleitbezorger van dat jonge journalisten het vak leren in de praktijk. Zo is dat met andere beroepen toch ook? Waarom zouden journalisten daarop een uitzondering vormen? Je wordt toch niet geboren als journalist? Maar tegenwoordig lijken ze het omgekeerde te denken, dat is waar."

Zou u zelf nog journalisten willen opleiden?

"Nee, de dagdagelijkse praktijk van de journalistiek heb ik achter me gelaten. Dus daar begin ik niet meer mee. Als ze mij zouden vragen voor iets van die strekking, zou ik dat wel overwegen, maar het is zeker niet zo dat ik op dit moment trappel van ongeduld om een zinkend schip te redden. Tenzij de kapitein van het schip het zou vragen, dat is iets anders."

De kapitein van het schip?

"De huidige kapitein van mijn gewezen schip, die kent u (Piet Van Roe, gedelegeerd bestuurder VRT, red.). Mocht hij beroep op mij doen voor iets waarvan ik denk dat het een echte koerswijziging zou kunnen brengen, dan zou ik dat overwegen.
Ik ben gepassioneerd door journalistiek en ik denk dat het publiek dat wel weet. Dat is een liefde die niet zomaar voorbij gaat. De bladzijde van de dagdagelijkse journalistiek is omgeslagen, maar het is niet zo dat ik volstrekt onverschillig ben geworden voor wat er in mijn stiel gebeurt."


 

Huurlingen

Sinds 11 september hebt u drie boeken geschreven (IX-XI: hoe 11 september mogelijk
werd; De Zwarte Wieg: Irak, nazi's en neoconservatieven en De Heilige Wereldoorlog: halfweg de kruistocht tegen het moslimterrorisme). Waarom is die journalistieke trilogie er in verhouding tot uw carrière, zo laat gekomen?

"Om verschillende redenen. Uitgevers trokken al twintig jaar aan mijn mouw om een boek te schrijven, maar ik had die vraag altijd afgehouden. Ik was gewoon om teksten te schrijven van drie à vier minuten. Daarna was ik uitgepraat. Een boek leek dus geen mogelijkheid. Maar toen ik vijftig werd, besefte ik dat het nu of nooit was. Daarnaast kon ik steeds minder mijn verhaal kwijt op de radio. Die onvrede heeft ook meegespeeld."

Die boeken waren dus een aanvulling op uw radioberichtgeving.

"Ik vond dat het publiek steeds slechter geïnformeerd was en binnen de bestaande media zag ik geen ruimte meer om dergelijke informatie te verschaffen. In mijn boeken staan ook allerlei zaken die je nooit hoort of leest.
Zeker de eerste twee boeken waren een soort queesten die ik zelf ondernam om na te gaan wat er onder de anekdotiek ligt van gebeurtenissen als 11 september of de invasie van Irak. Wat zit daarachter? Wat zijn de mechanismen die zo'n gebeurtenissen verklaren? Dat vond ik in de eerste plaats zelf heel interessant, maar ik vond het ook een elementaire journalistieke oefening waar het publiek bovendien recht op heeft."

"Neem nu de aardbeving in Haïti. We hebben ontzettend veel beelden gezien van ellende, maar wat hebben we vernomen over Haïti? Wat hebben we geleerd over de geschiedenis van het land? Wat weten we nu over de redenen waarom een aardbeving in dat land zo'n catastrofale gevolgen heeft? Niets. De journalistiek is in dit verhaal volledig blijven steken in de anekdotiek en de sentimentaliteit. Beiden zijn fout."

U bent kwaad?

"Natuurlijk ben ik kwaad. De ruimte die wordt ingenomen door dergelijke trivialiteiten, gaat ten koste van de berichten die er wél toe doen. Nieuws dat de mensen aangaat, dat invloed heeft op hun portemonnee en dat hun toekomst bepaalt: gaat het eigenlijk niet dáárover?"

"Op dit moment leven we in een fase van de geschiedenis waarin het voortbestaan van de planeet op het spel staat. We staan voor een ecologische catastrofe, een economische ineenstorting en er dreigt een mogelijk nucleair wereldconflict tussen het westen en de islamwereld. Zouden die onderwerpen niet de hoofdschotel moeten zijn van de berichtgeving? Het publiek hoort daarover geïnformeerd te zijn, niet?"

Bent u dat bij de VRT gaan aanklagen?

"Ja, natuurlijk. Ik heb mijn mond niet gehouden en de voorbije twee jaar was iedereen op de nieuwsvloer op de hoogte van mijn bezwaren."

Stond u alleen met die bezwaren?

"Nee, maar ik kreeg publiek weinig steun. Er waren veel collega's die mij persoonlijk of via mail lieten weten dat ze het met me eens waren, maar als het erop aankwam een front te vormen, durfden ze dit niet openlijk te doen. Dat toont aan hoe erg het gesteld is met de pers van vandaag. Wat doe je met bange journalisten? Wat zijn ze waard? Hoe geloofwaardig zijn ze? Een redactie waar er niet permanent discussie wordt gevoerd over de selectie van nieuws, en hoe dat nieuws gebracht moet worden, mag naar mijn gevoel de deuren sluiten."

Was het voor u ook niet makkelijker om kritiek te geven? U was vastbenoemd.

"Ik was niet de enige, hé. Er zijn nog een aantal vastbenoemden op dit moment. Van hen kreeg ik publiek ook geen steun."

Hoe komt dat?

"Omdat ze cynisch zijn geworden."

U bent niet cynisch?

"Nee, helemaal niet. Sarcastisch misschien, ironisch soms, maar cynisch, nee. Cynisme is voor losers (lacht)."

Maar u kunt zich waarschijnlijk wel voorstellen dat het zonder vaste benoeming een pak moeilijker is om het beleid aan te vallen.

"Ja, ook een fenomeen van vandaag. Journalisten zijn vandaag een soort van huurlingen die bijna willekeurig opzij geschoven kunnen worden. Als je niet gehoorzaamt, dan ga je. Dat is ernstig, want het is net een journalistieke opdracht om niet te gehoorzamen. Een journalist die gehoorzaamt, is geen journalist."

"Vandaag zie je steeds meer mensen met jaarcontracten en steeds meer jonge journalisten die naar gevaarlijke gebieden gestuurd worden waar ze onverantwoorde risico's nemen. Dat is het gevolg van het steeds goedkoper produceren van een steeds oppervlakkiger product."

Hoe kan dat doorbroken worden?

"Moeilijk. Het herstel moet komen van de journalisten zelf. Als journalisten het heft niet opnieuw in handen nemen en terugkeren naar hun oorspronkelijke functie, dan is de journalistiek ten dode opgeschreven. Zo simpel is het.
Er zijn zeker nog steeds mensen die het vak beoefenen met veel sérieux en toewijding. Dat betwist ik niet, maar het gaat algemeen de verkeerde kant op."


 

Publiek figuur

U veroordeelt de groeiende interesse in de journalist als persoon. Volgens u mogen journalisten geen onderwerp worden van het verhaal dat ze brengen. Hebt u dat zelf altijd proberen te vermijden?

"Ik vond het altijd evident dat de boodschapper ondergeschikt is aan de boodschap. Het woord 'ik' zou in de verslaggeving verboden moeten zijn. Het is niet omdat je in de ik-persoon orakelt dat je verhaal daardoor aan geloofwaardigheid wint of objectiever wordt. Het is net onze taak om afstand te nemen. Bij gebeurtenissen zitten we op de eerste rij, maar we zitten daar als plaats-vervangende toeschouwers, wij vervangen het publiek. Als je je eigen gevoelens laat spelen of een persoonlijk oordeel geeft, dan informeer je niet meer, dan geef je een mening. Dat is een andere stiel."

In de columns van Koen Meulenaere in Knack wordt u geregeld opgevoerd als onderwerp. Vindt u dat vervelend?

"Nee, ik ben een publiek figuur. Iedereen mag over mij schrijven wat hij wil. Ik ben ook niet iemand die zegt: 'vergeet vooral niet hoe belangrijk en gewichtig ik ben' (lacht).
I could't care less. Ik vind ook niet dat Meulenaere het kwaad bedoelt in die columns. Over anderen schrijft hij soms met venijn, maar over mij gelukkig niet."

Als afsluiter wou ik nog een citaat aanhalen van Guy Poppe die u in een opiniestuk uitzwaait als journalist. Hij schrijft het volgende: "Ik heb hem wel eens gezegd dat hij niet moest denken dat hij de wijsheid in pacht had, maar dat viel niet in goede aarde. Logisch, hij hád de wijsheid in pacht." Heeft hij gelijk?

Het was heel erg vriendelijk van Guy om dat te zeggen en langs deze weg bedank ik hem voor dat bloemetje. De wijsheid in pacht? Wel, ik heb altijd nagedacht over het vak, iets wat bij collega's soms minder vanzelfsprekend was. Zo krijgen anderen al snel de indruk dat je meer bezig bent met de fundamenten van de journalistiek dan de modale collega. Als dat dan wijsheid mag heten, (fijntjes) wel goed zo (lacht).

Bedankt voor het interview.

"Graag gedaan."


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten