dinsdag 30 maart 2010

‘Cynisme is voor losers’: interview met Jef Lambrecht (61) over wat journalistiek zou moeten zijn

'Natuurlijk ben ik kwaad. De ruimte die wordt ingenomen door trivialiteiten, gaat ten koste van de berichten die er wél toe doen. Nieuws dat de mensen aangaat, dat invloed heeft op hun portemonnee en dat hun toekomst bepaalt: gaat het eigenlijk niet dáárover?' Jef Lambrecht (61) verliet drie maanden geleden zijn vaste stek bij de VRT na een carrière van 32 jaar als radioverslaggever. 'De focus in de media is verschoven van inhoud naar vorm, met vervlakking tot gevolg.'

"Ik verlaat deze witgekalkte gangen voorgoed." Zo kondigde Jef Lambrecht (61) het einde van zijn carrière als radioverslaggever aan in het praatprogramma 'Phara'. Wij ontmoeten hem in zijn huis in Borgerhout om er te praten over het vak en zijn carrière en het blijft onwerkelijk om iemand te zién praten die jarenlang vertrouwd door de radio galmde. For old times sake: "Dit is Jef Lambrecht. Vanuit Borgerhout. Over Journalistiek."

Mist u de radio?

"Nee. Ik heb het meer dan dertig jaar gedaan met veel plezier en enthousiasme, maar ik vond ook dat ik te weinig tijd had voor andere dingen. Ik ben nu een tentoonstelling aan het maken, ik ben met een kunstenaar naar de Filippijnen geweest, ik heb op de planken gestaan in Parijs en Toulouse met theatergroep 'Stan'… er is veel te doen."

Uw carrière als radioverslaggever begon in 1977 toen u deelnam aan het beruchte journalisten-examen van de toenmalige BRT.

"Journalist worden was eigenlijk een jeugddroom, al van toen ik nog in de middelbare school zat, maar na mijn studies (Politieke en Sociale Wetenschappen en Culturele Antropologie, red) was ik die droom wat uit het oog verloren. Daarna heb ik allerlei jobs gedaan totdat het me tijd leek om iets met mijn diploma te gaan doen. Zo kwam journalistiek terug op de voorgrond.
De eerste tien, twaalf jaar heb ik mij voornamelijk met cultuur beziggehouden. Ik had daar belangstelling voor en niemand op de redactie was daarmee bezig. Het was braakliggend terrein."

Hoe kwam u dan bij de buitenlandberichtgeving terecht?

"Van meet af aan was ik geboeid door internationale politiek, maar meer concreet heeft de inval van Saddam Hoessein in Koeweit in 1990 een grote rol gespeeld. Ik was altijd al gefascineerd door Mesopotamië, het huidige Irak, en toen de golfoorlog uitbrak zag ik mijn kans om het land ook daadwerkelijk te bezoeken. Zo ben ik daar ingerold."

"Die regio heeft mij ook op artistiek vlak altijd aangesproken en die interesse is gebleven. Ik was ervan overtuigd – en ik geloof dat nog steeds – dat wereldvrede niet mogelijk was, zolang de problemen daar niet waren opgelost."

Tijdens die 32 jaar hebt u het metier zien veranderen. Wat zijn volgens u de belangrijkste evoluties geweest?

"Wereldwijd zijn er binnen de media twee grote evoluties geweest. Een eerste belangrijke evolutie is uiteraard de technologische ontwikkeling. Toen ik in 1991 de oorlog in Koeweit ging verslaan, bestonden er nog geen gsm's, geen satelliettelefoons en stond internet nog in zijn kinderschoenen. Het was helemaal anders werken in die tijd. Vandaag zijn dat allemaal evidenties, niet alleen binnen het vak maar binnen de hele samenleving. Die technologische veranderingen hebben zeker een positieve invloed gehad op de berichtgeving. Door de satelliettelefoon, en nu spreek ik als radiojournalist, is de geluidskwaliteit voor buitenlandcorrespondenties veel beter geworden. Maar er zijn ook schaduwkanten. Zo heeft het de focus doen verschuiven van de inhoud naar de vorm."

"Ten tweede zijn de media steeds meer geconcentreerd in grote persgroepen, waarvan de belangrijkste, 'News Corporation', onder leiding van de Australiër Rupert Murdoch. Hij heeft een heel belangrijke stempel gedrukt op de ontwikkelingen binnen de pers in de afgelopen jaren. Murdoch staat voor een verschuiving van verdieping en informatie naar entertainment en vervlakking."

Geen goede evolutie volgens u.

"De oorspronkelijke kerntaak van de pers is het verspreiden van kennis om zo de mondigheid van de burger te bevorderen. De pers moet het publiek informeren over wat het niet weet en wat het zou moeten weten. Dat is gezond voor de democratie. De evolutie naar vervlakking en entertainment zet die kerntaak op de helling en daarmee ook de hele democratie. Een bevolking die onwetend is, kan namelijk niet reageren en zo krijg je een situatie waarin de macht kan doen wat ze wil. Trivialisering werkt ook een verruwing in de hand en het is de vijand van subtiliteit en nuance. Je ziet hoe politici daar heel slim op inspelen en dat allemaal zonder tegenwind, omdat het in de journalistiek geleidelijk aan is verleerd om tegenwind te geven. Er is een geleidelijke teloorgang van het vak en ik ben absoluut niet optimistisch over de toekomst."

U hebt zich in het verleden al meermaals uitgesproken tegen de aanwezigheid van politici in spelprogramma's. Volgens Siegfried Bracke geven die programma's de kiezers net die extra informatie die ze nodig hebben.

"Wel mijn antwoord hierop is hetzelfde antwoord dat Mitterand (Franse president van 1981 tot 1995, red.) gaf toen hij werd geconfronteerd met zijn onechte dochter: Et alors? Waarmee hij wilde zeggen dat dit soort van informatie tot de privésfeer behoort. Het heeft volstrekt geen belang wat politici in hun vrije tijd doen. Een politicus moet beoordeeld worden op zijn politiek bedrijf, al de rest gaat het publiek niet aan. Of hij er maîtresses op nahoudt, of hij een goede huisvader is, of hij aan de fles is… wat dan ook. Alleen hun politieke prestaties zijn belangrijk, al de rest is onzin."

Is het publiek daar ook niet deels verant-woordelijk voor? Vraag het publiek niet om vervlakking en entertainment? Vraag het publiek niet om politici in spelprogramma's?

"Dat betwijfel ik. Er is natuurlijk een verband, namelijk: wat je niet aanbiedt, daar is geen vraag naar. Als er op een bepaald moment geen verdiepende informatie meer wordt aangeboden, dan zal de vraag ernaar opdrogen. Dat is een puur economische wet. Maar dat het publiek erom zou vragen, vind ik een hoogst betwistbare stelling. Ik geloof het niet."


 

Zinkend schip

Journalistiek was uw jeugddroom. Had u een missie?

"Mijn missie was de kernopdracht van de journalistiek, namelijk het publiek informeren. Wij zijn een doorgeefluik. Wij krijgen soms ingewikkelde boodschappen en moeten die vertalen in mensentaal. Journalisten moeten duidelijk maken waarom bepaalde boodschappen belangrijk zijn en moeten dit doen met een zo groot mogelijke integriteit, onpartijdigheid en communicatietalent."

"Jan Blokker, een monument in de Nederlandse journalistiek, schreef het boek 'Hinderlijk Volgen' en dat is wat wij moeten doen. Wij moeten in het belang van het publiek, de machthebbers 'hinderlijk volgen'. Hen op de vingers kijken en erover rapporteren, zelfs wanneer dat voor hen onaangenaam is. Dat is onze functie."

Als u nu naar uw carrière kijkt, waar ben u het meest trots op?

"Dat ik dat uitgangspunt trouw ben gebleven en dat ik het ben blijven verdedigen tot op het eind. Nog steeds trouwens."

En waarvan denkt u nu: dat had ik beter kunnen doen?

"Er zijn altijd dingen die je beter kan doen. Radio is een enorm vluchtig medium en het moet dus allemaal heel snel gaan. Dus flater je al eens of sla je de bal mis. Gelukkig kan je dat bij radio behoorlijk snel rechtzetten, maar je moet je werk altijd aan de nodige kritiek onderwerpen en voortdurend uit je fouten leren."

"Als er iets is waar ik in de voorbije dertig jaar beter ben in geworden, dan is het wel in het formuleren. Dat is slechts gedeeltelijk een aangeboren talent en het vergt een zekere oefening. In het begin waren mijn teksten zeker een pak slechter."

Toch zegt u dat journalistieke opleidingen nergens toe dienen en dat journalisten niet op school gemaakt worden.

"Journalisten moeten bovenal een brede bagage hebben. Enkel een goed bericht kunnen schrijven is niet genoeg. Daarom is ervaring essentieel. Je komt ook niet van de universiteit als een volleerd leraar, je wórdt een volleerd leraar door voor de klas te staan. Zo is dat met alles."

Maar krijgen journalisten in spe nog de kans om ervaring op te doen?

"Toen ik begon, moest iedereen een stage doorlopen van anderhalf jaar. Je kreeg de tijd om fouten te maken, om je talent te verkennen en om verschillende dingen te proberen. Pas na die stage bleek of je geschikt was voor de job en zo hoort het ook. Ik ben er absoluut een pleitbezorger van dat jonge journalisten het vak leren in de praktijk. Zo is dat met andere beroepen toch ook? Waarom zouden journalisten daarop een uitzondering vormen? Je wordt toch niet geboren als journalist? Maar tegenwoordig lijken ze het omgekeerde te denken, dat is waar."

Zou u zelf nog journalisten willen opleiden?

"Nee, de dagdagelijkse praktijk van de journalistiek heb ik achter me gelaten. Dus daar begin ik niet meer mee. Als ze mij zouden vragen voor iets van die strekking, zou ik dat wel overwegen, maar het is zeker niet zo dat ik op dit moment trappel van ongeduld om een zinkend schip te redden. Tenzij de kapitein van het schip het zou vragen, dat is iets anders."

De kapitein van het schip?

"De huidige kapitein van mijn gewezen schip, die kent u (Piet Van Roe, gedelegeerd bestuurder VRT, red.). Mocht hij beroep op mij doen voor iets waarvan ik denk dat het een echte koerswijziging zou kunnen brengen, dan zou ik dat overwegen.
Ik ben gepassioneerd door journalistiek en ik denk dat het publiek dat wel weet. Dat is een liefde die niet zomaar voorbij gaat. De bladzijde van de dagdagelijkse journalistiek is omgeslagen, maar het is niet zo dat ik volstrekt onverschillig ben geworden voor wat er in mijn stiel gebeurt."


 

Huurlingen

Sinds 11 september hebt u drie boeken geschreven (IX-XI: hoe 11 september mogelijk
werd; De Zwarte Wieg: Irak, nazi's en neoconservatieven en De Heilige Wereldoorlog: halfweg de kruistocht tegen het moslimterrorisme). Waarom is die journalistieke trilogie er in verhouding tot uw carrière, zo laat gekomen?

"Om verschillende redenen. Uitgevers trokken al twintig jaar aan mijn mouw om een boek te schrijven, maar ik had die vraag altijd afgehouden. Ik was gewoon om teksten te schrijven van drie à vier minuten. Daarna was ik uitgepraat. Een boek leek dus geen mogelijkheid. Maar toen ik vijftig werd, besefte ik dat het nu of nooit was. Daarnaast kon ik steeds minder mijn verhaal kwijt op de radio. Die onvrede heeft ook meegespeeld."

Die boeken waren dus een aanvulling op uw radioberichtgeving.

"Ik vond dat het publiek steeds slechter geïnformeerd was en binnen de bestaande media zag ik geen ruimte meer om dergelijke informatie te verschaffen. In mijn boeken staan ook allerlei zaken die je nooit hoort of leest.
Zeker de eerste twee boeken waren een soort queesten die ik zelf ondernam om na te gaan wat er onder de anekdotiek ligt van gebeurtenissen als 11 september of de invasie van Irak. Wat zit daarachter? Wat zijn de mechanismen die zo'n gebeurtenissen verklaren? Dat vond ik in de eerste plaats zelf heel interessant, maar ik vond het ook een elementaire journalistieke oefening waar het publiek bovendien recht op heeft."

"Neem nu de aardbeving in Haïti. We hebben ontzettend veel beelden gezien van ellende, maar wat hebben we vernomen over Haïti? Wat hebben we geleerd over de geschiedenis van het land? Wat weten we nu over de redenen waarom een aardbeving in dat land zo'n catastrofale gevolgen heeft? Niets. De journalistiek is in dit verhaal volledig blijven steken in de anekdotiek en de sentimentaliteit. Beiden zijn fout."

U bent kwaad?

"Natuurlijk ben ik kwaad. De ruimte die wordt ingenomen door dergelijke trivialiteiten, gaat ten koste van de berichten die er wél toe doen. Nieuws dat de mensen aangaat, dat invloed heeft op hun portemonnee en dat hun toekomst bepaalt: gaat het eigenlijk niet dáárover?"

"Op dit moment leven we in een fase van de geschiedenis waarin het voortbestaan van de planeet op het spel staat. We staan voor een ecologische catastrofe, een economische ineenstorting en er dreigt een mogelijk nucleair wereldconflict tussen het westen en de islamwereld. Zouden die onderwerpen niet de hoofdschotel moeten zijn van de berichtgeving? Het publiek hoort daarover geïnformeerd te zijn, niet?"

Bent u dat bij de VRT gaan aanklagen?

"Ja, natuurlijk. Ik heb mijn mond niet gehouden en de voorbije twee jaar was iedereen op de nieuwsvloer op de hoogte van mijn bezwaren."

Stond u alleen met die bezwaren?

"Nee, maar ik kreeg publiek weinig steun. Er waren veel collega's die mij persoonlijk of via mail lieten weten dat ze het met me eens waren, maar als het erop aankwam een front te vormen, durfden ze dit niet openlijk te doen. Dat toont aan hoe erg het gesteld is met de pers van vandaag. Wat doe je met bange journalisten? Wat zijn ze waard? Hoe geloofwaardig zijn ze? Een redactie waar er niet permanent discussie wordt gevoerd over de selectie van nieuws, en hoe dat nieuws gebracht moet worden, mag naar mijn gevoel de deuren sluiten."

Was het voor u ook niet makkelijker om kritiek te geven? U was vastbenoemd.

"Ik was niet de enige, hé. Er zijn nog een aantal vastbenoemden op dit moment. Van hen kreeg ik publiek ook geen steun."

Hoe komt dat?

"Omdat ze cynisch zijn geworden."

U bent niet cynisch?

"Nee, helemaal niet. Sarcastisch misschien, ironisch soms, maar cynisch, nee. Cynisme is voor losers (lacht)."

Maar u kunt zich waarschijnlijk wel voorstellen dat het zonder vaste benoeming een pak moeilijker is om het beleid aan te vallen.

"Ja, ook een fenomeen van vandaag. Journalisten zijn vandaag een soort van huurlingen die bijna willekeurig opzij geschoven kunnen worden. Als je niet gehoorzaamt, dan ga je. Dat is ernstig, want het is net een journalistieke opdracht om niet te gehoorzamen. Een journalist die gehoorzaamt, is geen journalist."

"Vandaag zie je steeds meer mensen met jaarcontracten en steeds meer jonge journalisten die naar gevaarlijke gebieden gestuurd worden waar ze onverantwoorde risico's nemen. Dat is het gevolg van het steeds goedkoper produceren van een steeds oppervlakkiger product."

Hoe kan dat doorbroken worden?

"Moeilijk. Het herstel moet komen van de journalisten zelf. Als journalisten het heft niet opnieuw in handen nemen en terugkeren naar hun oorspronkelijke functie, dan is de journalistiek ten dode opgeschreven. Zo simpel is het.
Er zijn zeker nog steeds mensen die het vak beoefenen met veel sérieux en toewijding. Dat betwist ik niet, maar het gaat algemeen de verkeerde kant op."


 

Publiek figuur

U veroordeelt de groeiende interesse in de journalist als persoon. Volgens u mogen journalisten geen onderwerp worden van het verhaal dat ze brengen. Hebt u dat zelf altijd proberen te vermijden?

"Ik vond het altijd evident dat de boodschapper ondergeschikt is aan de boodschap. Het woord 'ik' zou in de verslaggeving verboden moeten zijn. Het is niet omdat je in de ik-persoon orakelt dat je verhaal daardoor aan geloofwaardigheid wint of objectiever wordt. Het is net onze taak om afstand te nemen. Bij gebeurtenissen zitten we op de eerste rij, maar we zitten daar als plaats-vervangende toeschouwers, wij vervangen het publiek. Als je je eigen gevoelens laat spelen of een persoonlijk oordeel geeft, dan informeer je niet meer, dan geef je een mening. Dat is een andere stiel."

In de columns van Koen Meulenaere in Knack wordt u geregeld opgevoerd als onderwerp. Vindt u dat vervelend?

"Nee, ik ben een publiek figuur. Iedereen mag over mij schrijven wat hij wil. Ik ben ook niet iemand die zegt: 'vergeet vooral niet hoe belangrijk en gewichtig ik ben' (lacht).
I could't care less. Ik vind ook niet dat Meulenaere het kwaad bedoelt in die columns. Over anderen schrijft hij soms met venijn, maar over mij gelukkig niet."

Als afsluiter wou ik nog een citaat aanhalen van Guy Poppe die u in een opiniestuk uitzwaait als journalist. Hij schrijft het volgende: "Ik heb hem wel eens gezegd dat hij niet moest denken dat hij de wijsheid in pacht had, maar dat viel niet in goede aarde. Logisch, hij hád de wijsheid in pacht." Heeft hij gelijk?

Het was heel erg vriendelijk van Guy om dat te zeggen en langs deze weg bedank ik hem voor dat bloemetje. De wijsheid in pacht? Wel, ik heb altijd nagedacht over het vak, iets wat bij collega's soms minder vanzelfsprekend was. Zo krijgen anderen al snel de indruk dat je meer bezig bent met de fundamenten van de journalistiek dan de modale collega. Als dat dan wijsheid mag heten, (fijntjes) wel goed zo (lacht).

Bedankt voor het interview.

"Graag gedaan."


 

donderdag 17 december 2009

Durf Denken

'Durf Denken' laat de Gentse Universiteit elk jaar op honderden gele affiches drukken om jonge studenten naar hun schoolbanken te lokken. Ik ging de uitdaging vijf jaar geleden alvast aan en inderdaad, ze hebben mij doen 'durven denken'. Niet dat ik voordien een algehele broekschijter was, maar ik wil hun rol bij deze zeker niet minimaliseren. En toch heeft de UGent mijn rationeel denkvermogen nog nooit zo uitgedaagd als vandaag. Oorzaak? De krantenkop: "Extreem-rechtse NSV krijgt subsidies van Gentse universiteit."

Concreet houdt dit in dat de Nationalistische Studentenvereniging (NSV) na 27 jaar opnieuw erkend wordt als studentenvereniging en dus van subsidies kan genieten en gratis gebruik mag maken van universiteitslokalen. Wie zich weinig kan voorstellen bij het NSV en nog nooit het genoegen heeft gehad één van haar leden tegen het lijf te lopen: een kleine voorstelling. Zoals andere studentenbewegingen hullen ze zich in ruime katoenen schorten waar de versheidsdatum al ver van overschreden is. Niets speciaals zou je denken. Maar wat hen echt uniek maakt, zijn hun folkloristische petjes. Overal marcheren ze vrolijk rond met een hoofddeksel à la Ciske De Rat. Een stoute denker zou de vergelijking kunnen maken met de welvermaarde Hitlerjugend. Ik ben geen stout denker. Gelukkig.

Ondanks de jolige petjes zijn de NSV'ers niet bepaald koorknapen. Zo was er een goeie reden waarom ze in 1982 uit de Universiteit werden gegooid. Tijdens een NSV-debat begonnen extreem-linksen en extreem-rechtsen namelijk flessen naar elkaar te gooien. Akkoord, de extreem-linksen waren begonnen, maar it takes two to tango. Veel erger nog dan deze kwajongensstreken zijn hun radicale standpunten. Dat ze de onafhankelijkheid van Vlaanderen eisen, daar schrikt een mens niet meer van op. Er zijn er nog die dat willen. Maar je kan je natuurlijk wel afvragen of student Mohammed ook lid mag worden van het clubje. Daarnaast verzetten ze zich gretig tegen abortus en het homohuwelijk, terwijl dat laatste zelfs een mensenrecht is (Wet gelijke behandeling, 1994). Meer nog, zelfs gemengde huwelijken zijn not done. Je zou het zelfs een stokpaardje van de bende kunnen noemen. Ik citeer: "Zonder xenofoob te zijn kan men toch redelijk stellen dat in een land de aanwezigheid van grote groepen vreemdelingen de integriteit van de volksgemeenschap aantast" (Sieghild Rossaert, ledenblad Signaal 1978). En het officieuze NSV-lied ten slotte gaat als volgt: "Ne vuile jood, ne maoïst. Ne franskiljon en socialist. Den BRT* en 't syndikaat. Die benen we uit tot op de graat! En den Unifac*, die vuil barak. Die slagen we in de prak!" (Pieter Huybrechts, NSV-praeses 1956).

Dat ze die ideeën verkondigen, daar kan je je bedenkingen bij hebben. Het recht op vrije meningsuiting zorgt er evenwel voor dat het mag. Hoewel het me niet onmogelijk lijkt dat de Antiracismewet (1981) op enkele uitlatingen van toepassing is. Wat mij vooral tegen de borst stuit is dat een instituut zoals de Universiteit Gent die jongens subsidieert. In zijn missieverklaring lezen we dat de Universiteit open staat voor alle studenten ongeacht hun levensbeschouwelijke, politieke, culturele en sociale achtergrond. Hierbij verwijzen ze trots naar hun antidiscriminatieverklaring. Maar is het niet zo dat de UGent, door lokalen te voorzien waar NSV'ers hun ideeën kunnen spuien, haar beginselverklaring schendt? Is het niet zo dat de Universiteit Gent discriminatie ondersteunt door de folders van het NSV te betalen? Ik denk maar wat.

Een Universiteit is voor mij een centrum van rede en wetenschap. Of dat zou het toch moeten zijn. Als dat centrum onder het mom van vrije meningsuiting een beweging steunt die staat voor irrationele segregatie, dan verliest dat centrum een deel van zijn glans.

Dat denk ik

woensdag 25 november 2009

Niet iedereen blij met Leterme II


Geserveerd met peterselie


Op een heel mooi bordje


Geprepareerd door een meesterkok




dinsdag 24 november 2009

Lady paints the blues


BOEM

dddddddddddddPaukeslag


daar ligt alles PLAT


0----------------------------O

weer razen violen celli bassen koperen triangel


dddddddddddddddddddddddenz.
ddddddddddddddddddddddddddenz.
dddddddddddddddddddddddddddd enzovoort…


Uit: "De kringen naar binnen"


Zoals Paul van Ostaijen kon tekenen met woorden, zo kon Billie Holiday zingen met beelden. Ze liet lijken uit bomen vallen. Zwarte lijken, die net als bladeren nog eens door de wind omhoog werden getild. Om daarna ongenadig neer te vallen…


Strange fruit.
For the sun to rot, for the trees to d
dddddddddddddddddddddddddddddd r
ddddddddddddddddddddddddddddddd o
dddddddddddddddddddddddddddddddd p



zondag 15 november 2009

Quidquid latine dictum sit, altum videtur

Niemand goochelt meer met dode taal dan Bart De Wever (NVA). Al snel na zijn overwinning in juni begon hij zijn speech met constantia et labore (met volharding en arbeid) en eindigde hij even eloquent met birrum bibendum esse, wat zoveel betekent als ‘nu gaan we ons lam drinken’.

Sindsdien gooit de man er ad nauseam (tot walgens toe) Latijn tussen, in de hoop de historische vergelijking met Julius Caesar zelf te doorstaan. Gelukkig, nulla regula sine exceptione (geen regel zonder uitzondering): ‘Barbarus hic ego sum, quia non intellegor ulli’ (Ik ben een barbaar omdat ik door niemand begrepen word), dát zult u De Wever nooit horen zeggen. Er zijn immers grenzen aan de liefde voor de captatio benevolentiae.

Quidquid latine dictum sit, altum videtur. Alles wat in het Latijn gezegd wordt, klinkt diepgaand. Het IS het daarom nog niet. Hoort u dat, meneer De Wever?

maandag 9 november 2009

Archetypes van de concertganger

Bestaat er zoiets als dé concertganger? Het gaat op zijn minst om iemand die twintig euro veil heeft om iemand op een podium muzikale bokkensprongen te zien maken. Maar dé concertganger? Die bestaat volgens mij niet. Wel zijn er enkele types, archetypes zo je wil, die menig concertzaal onveilig maken. Een archetype is een oermodel dat ten grondslag ligt aan latere varianten. Dat moet u goed indachtig zijn: onderstaande archetypes zijn geïdealiseerd, kruisbestuivingen zijn mogelijk en het is niet omdat de mannelijke variant staat beschreven dat er geen vrouwelijke soorten van bestaan (neem dat van me aan!). Maar kom, wie zich ooit al eens in een concertzaal heeft gewaagd, kwam zeker al in aanraking met de varianten van onderstaande archetypes.*

De Kletsmajoor

De ‘Kletsmajoor’ heeft zich vergist van locatie: hij denkt namelijk dat hij op café zit. Om zijn slag te kunnen slaan heeft hij soortgenoten nodig en u zult hem dus nooit alleen treffen. Tijdens de set slaagt hij erin zijn hele leven te vertellen, personen van de andere sekse te versieren en analyses uit te werken over hetgeen zich op het podium afspeelt. De vrouwelijke variant durft het al eens hebben over de al dan niet geslaagde outfitkeuzes, de mannelijke variant houdt het op opmerkingen over de nummeropbouw, gitarenmerken en pedaaltjes. Vooral tijdens trage nummers gaat hij gretig zijn gang. Een ballad is namelijk vaak hét sein voor ongebreideld kletsen.

De Kabouter

Is eigenlijk te klein om naar concerten te gaan. Zou beter thuis blijven om daar naar de cd te luisteren in plaats van zich tussen de menigte te wurmen. Is ook steevast verontwaardigd als iemand met een normale lengte zich voor hem komt stellen.

De Reus

Evidente tegenhanger van ‘de Kabouter’. Zou eigenlijk verplicht achteraan de zaal moeten staan, maar slaagt er telkens in de front row te bereiken waar hij het zicht van niet minder dan tien medeconcertgangers belemmert.

De Kweler

Hier zijn er verschillende subtypes van. Zo heb je de ‘alleskweler’. Deze kent werkelijk ALLE nummers uit het hoofd en laat het dan ook niet na deze luidkeels mee te krijsen. Beseft vaak niet dat zijn stemgeluid het origineel niet overtreft.

Een volgend type is de ‘hitjeskweler’: kent enkel de radiodeuntjes en verpest deze hoogtepunten steevast met een eigen ondermaatse interpretatie. Bij de minder bekende nummers durft dit type te transformeren in ‘de Kletsmajoor’.

De Dirty Dancer

Bij de ‘Dirty Dancer’ hebben we het niet over onschuldig heupgewieg of eentonige nekwerveloefeningen. Het gaat om een volleerde John Travolta die een Saturday Night Fever ten berde brengt. De een houdt al beter maat dan de andere, maar omstanders houden aan deze Patrick Swayze sowieso blauwe plekken en gekneusde ribben over.

De Schildpad

Een ‘Schildpad’ is steeds voorzien van een flink uit de kluiten gewassen rugzak. Blijkbaar is een concert voor deze persoon slechts een tussenstop in iets wat een heuse trektocht moet voorstellen. De persoon achter hem wordt dan ook continue getrakteerd op een schurkend stuk polyester.

De Moederkloek

De ‘Moederkloek’ bestaat enkel in de mannelijke variant en is steeds voorzien van een vrouwelijke kompaan. Hij staat onophoudelijk als een human shield rond zijn meisje gedraaid als zou het kind het zonder zijn stoere tussenkomst nooit uitzingen tot aan de bisnummers. Is niet tuk op de ‘Dirty Dancer’.

De Fotograaf

Hierbij gaat het niet over de gediplomeerde, gehonoreerde en steeds gewaardeerde rockfotografen van de even gediplomeerde, gehonoreerde en steeds gewaardeerde (ahum) bladen. Het gaat om personen die met hun eigen gefinancierde Sony, Canon of Nikon het hele concert in beeld willen brengen. De ‘Fotograaf’ houdt er klaarblijkelijk van om het hele concert op het schermpje van zijn digitale toestel te volgen, eerder dan gewoon van het optreden in real life te genieten. Dit type amuseert u achteraf wel steeds met een inventieve PowerPoint of dia-avond.

De Roker

Tot slot heb je de ‘Roker’. Voor de één een vriend, voor de ander een vijand. Voor hem is een concert zonder zijn notoire stinkstok niet geslaagd. Ondanks de vele verbodstickers op de zogenaamde openbare plaatsen kan hij het niet laten een sigaretje op te steken. Vooral als de gewaardeerde artiest op de bühne zelf aan het paffen slaat, is het hek helemaal van de dam. Merk en inhoud van de peuk durven bij elke variant te verschillen en omstanders lopen steeds het risico op brandwonden.

Dit waren ze: de archetypes van een concertganger, gebaseerd op persoonlijke ondervindingen en doorgedreven veldwerk. Aanvullingen zijn absoluut mogelijk en bijgevolg nodig ik u graag uit tot interactie. Hebt u nog andere archetypes gespot die mij doorheen de jaren heen zijn ontgaan, gelieve de lijst dan zo snel mogelijk up te daten. Kwestie van concerten in de toekomst antropologisch te kunnen doorgronden.

* Ik ben zelf een ‘Kabouter’, was vroeger een ‘Roker’ en heel af en toe ben ik een ‘Kweler’…

vrijdag 30 oktober 2009

Why I blog?

(verplichte post over ‘Why I blog’ van Andrew Sullivan)

Elk medium heeft zijn goeroe en wat Mike Verdrengh is voor de commerciële televisie, is Andrew Sullivan voor weblogs. Sullivan, redacteur bij The Atlantic, is zelf een notoir blogger en zijn ‘Why I blog’ moet je eigenlijk gelezen hebben vooraleer je zelf online je mening kan spuien. De mens houdt ervan het medium op te hemelen, er de voordelen van uit te schreeuwen en tegenstanders met een welgemikte tik neer te sabelen.

Bloggen is volgens Sullivan veel vrijer en minder formeel. Een journalist moet zijn bronnen checken terwijl een blogger de grootste nonsens op het net kan plaatsen. Halve waarheden? Geen probleem, die corrigeer je vlug, want bloggen is nu eenmaal een snel medium. Dat de leugens ondertussen al enkele uren online paraderen is niet erg. Een evolving story noemen ze dat. Het ‘Kim De Gelder’-debacle is daar een mooi voorbeeld van. Van gemaquilleerde Joker naar een jongere met psychiatrische problemen: van een evolving story gesproken. Dat wie enkel het eerste bericht heeft gelezen volledig fout geïnformeerd is, doet niets ter zake. De lezers evolven ook, zo zeggen ze toch. Maar blijven de leugens niet leven in de hoofden van de mensen? Als ze de naam ‘Kim De Gelder’ horen, blijft Batman dan geen connotatie?

Daar spreekt Sullivan zich niet over uit. De man heeft het veel te druk om iedereen warm te maken om online capriolen uit te voeren. Hij spreekt zijn publiek dan ook aan met ‘we bloggers’ alsof het om een geheim genootschap gaat dat wekelijks in de catacomben van de blogosphere afspreekt, er rituele paringsdansen uitvoert en mysterieuze symbolen in elkaars nek brandt. Nee bedankt.

Gisteren vertelde mij iemand: “ik heb daar geen opinie over.” Het had weinig te maken met desinteresse of idiotie. Gewoon simpelweg: ergens geen mening over hebben. Dat is nu net iets wat ‘wij bloggers’ (ahum) moeten hebben: een mening. Én de onweerstaanbare drang om die mening te delen. Ik durf wel eens een mening hebben. En even vaak niet. Van die onweerstaanbare drang heb ik zelden last. Toch zeker niet online. Why I blog? Omdat ik moet.